Koffie wordt geteeld tussen de kreefts- en de steenbokskeerkring. De uiterste breedtegraden zijn 25° noord en 30° zuid. Het gewas gedijt tot een hoogte van 2000 meter boven het zeeniveau, maar bloeit alleen bij een temperatuur boven +15°C.


 

Temperatuur, bodem, bevloeiing en blootstelling aan de zon

Koffieplanten, en zeker arabica’s, hebben een temperatuur tussen 17 en 23°C nodig, zonder al te grote uitersten. Een humus- en stikstofrijke bodem is cruciaal voor het evenwicht van de vegetatieve functies van de koffieplant. Voor een teelt zonder bevloeiing moet de regenval overvloedig zijn: tussen 1500 en 2000 mm op 8 maanden tijd. Koffieplanten houden niet van wind.


 

Hoogte

Arabica groeit op grote hoogte, robusta in de vlakte. In tegenstelling tot de arabica is de robustastruik bestand tegen de zon. Deze verschillen hebben een invloed op de aard en de structuur van de plantages. In Mexico moet je vaak uren op de rug van een muilezel over bergpaden naar de plantage klimmen. In Brazilië bevinden de plantages zich traditioneel in de vlakte. De plantages kunnen bestaan uit enkele tientallen tot soms enkele miljoenen stammen. In de kleine plantages gebeurt alles met de hand, in de grote is het gebruik van machines onvermijdelijk.


 

Seizoenen

De equatoriale en tropische gebieden kennen een droog en een nat seizoen. De bloeitijd is dus niet zoals bij ons gebonden aan vier seizoenen (geregeld door de wijzigende temperaturen), maar aan twee seizoenen (geregeld door de vochtigheidsgraad), en spreidt zich over meerdere maanden uit afhankelijk van de gemiddelde vochtigheid. Daardoor kan de koffieplant in de evenaarszone tot 8 keer per jaar bloesemen. Het is dan ook geen zeldzaamheid dat je op dezelfde struik bloemen en bessen in een verschillend rijpheidsstadium kunt vinden. Daardoor verloopt de oogst in verschillende fasen.